bang zijn – bać się Odmiana w czasie teraźniejszym i przeszłym czasownika niderlandzkiego.
09 april 2015 

bang zijn – bać się Odmiana w czasie teraźniejszym i przeszłym czasownika niderlandzkiego.

lekcja 7 bang zijn bać siębang zijn – bać się

Tom is heel erg bang voor spinnen. Het maakt hem niet uit of een spin groot of klein is. Hij houdt gewoon niet van spinnen. Toen hij klein was en al op het bed lag, kwam zijn zus de kamer binnen en zei: ‘kom even uit bed, ik wil je iets laten zien‘. Op de muur in de keuken zat een kerkzesoog. Hij is de keuken snel uitgegaan en zijn zus moest het beest vangen. Hij was bang. Zijn zus moest veel lachen. Hij vond het niet prettig. Gisteren is hij bij zijn oom op een paardenboerderij geweest. Op sommige plekken waren heel veel spinwebben. Hij wilde niet naar binnen, omdat hij weer erg bang is geweest.

Czas teraźniejszyCzas przeszły niedokonanyCzas przeszły dokonany
ik ben bangik was bangik ben bang geweest
jij, bent bangjij, u was bangjij, u bent bang geweest
hij, zij is banghij, zij was banghij, zij is bang geweest
wij zijn bangwij waren bangwij zijn bang geweest
jullie zijn bangjullie waren bangjullie zijn bang geweest
zij zijn bang zij waren bangzij zijn bang geweest

Darek Tymecki

Niderlandzki czasownik. Odmiana w czasie teraźniejszym i przeszłym: ‘bakken’

Niderlandzki czasownik. Odmiana w czasie teraźniejszym i przeszłym: ‘lachen’

Niderlandzki czasownik. Odmiana w czasie teraźniejszym i przeszłym: ‘eten’

Niderlandzki czasownik. Odmiana w czasie teraźniejszym i przeszłym: ‘drinken’

Niderlandzki czasownik. Odmiana w czasie teraźniejszym i przeszłym: ‘boodschappen doen’

Reactie plaatsen