Język potoczny jest unikalnym językiem, zawsze na skróty, zdawkowo. Żeby go rozumieć, trzeba go znać. Oglądając filmiki „Buurman en Buurman” masz okazję poznać potoczny wariant języka niderlandzkiego. Nie ma go w podręcznikach do nauki języka, ale jest ten język na co dzień używany! Malgorzata Narolska, kursantka szkoły SVET, przygotowala dla Ciebie poniższy tekst w dialogach.
Buurman en Buurman: ‘De badkamer’
Buur 1: Zo… mooi… hè? Een kapotte tegel… daar ook… hm?
Buur 2: Buurman?
Buur 1: Hè. Kom eens.
Buur 2: Kom je nou nog?
Buur 1: Moet je kijken.
Buur 2: Wat?
Buur 1: Kapotte tegels.
Buur 2: Oh… ja… hè… Wacht eens even.
Buur 1: Hè
Buur 2: Moet je kijken die had ik al gekocht… hier… nog meer
Buur 1: Wat? Ah…
Buur 2: Zo… Spulletjes d’r (er) bij.
Buur 2: Zo, de wasbak heb ik alvast los. Kom maar mee. Leg die maar even weg. Ja, kom nou maar mee. Hup matje weg… zo… badje weg.
Buur 1: Nou… die erin.
Buur 1: Huppakee.
Buur 2: Hupsakee.
Buur 1: Ja… kom maar…
Buur 2: Jo zo…
Buur 1: Ja.
Buur 2: Die nou weg… en die weg… gaat u maar… zo…
Buur 1: Nou… aan de slag!
Buur 2: Ai… joh… Au… stof in mijn ogen.
Buur 1: Ja… Kijk eens… hup… Handig hè?
Buur 2: Ja… heel handig.
Buur 1: Is effe (even) kijken.
Buur 2: Kijk daar, kijk daar. Kan je wel wat zien?
Buur 1: Hè? Au!
Buur 2: Niet dus! Laat maar zitten.
Buur 2: Even kijken… Zo pannetje…
Buur 1: Nou ik breng ze vast naar binnen…
Buur 2: Even kijken… zo… Water heb ik nodig… ja… cement…
Buur 1: Nou… Buur…
Buur 2: Kijk eens… hier… joep
Buur 2: Huppakee
Buur 1: Huppakee… ho…
Buur 2: Ho ho hou vast… Nou nog een
Buur 1: Joep… zo…
Buur 2: Ho en nog eentje
Buur 1: Joep…
Buur 2: Nog eentje…
Buur 1: Ja hoor…
Buur 1: Buurman….
Buur 2: Wacht maar even
Buur 2: Let op! Die daar tegen die, die en die.. zo..
Buur 1: Zo… kijk eens (kijk eens).
Buur 2: Goed nou!
Buur 1: Nou !
Buur 2: Zo.
Buur 1: Ai.
Buur 2: Oh.
Buur 2: Nou .. ja… laat maar zitten. Haal die spullen weg. Ben zo terug.
Buur 1: Nou.
Buur 2: Eens effe (even) kijken, eens effe (even) kijken.. De grote.
Buur 2: Let op! Kijk, en dan strijken we zo van beneden naar boven.
Buur 1: Oh ja…
Buur 2: Dus… plukkie (plukje) hier.. plukkie (plukje) daar…hupsakeetje en… oei.
Buur 1: Oh ja hoor
Buur 2: En nog een keer… en hier… en zo..
Buur 1: Dat doet je goed, Buur.
Buur 2: Ja hè. Mooi hè. Gauw terug.
Buur 1: Nou… hup, hup, hup,
Buur 2: Eens kijken… dan begin ik vast aan de andere kant.
Buur 1: Zo.
Buur 2: Zo.
Buur 1: Volgende doos.
Buur 2: Nou.. tegeltje… ja.. mooi, mooi, mooi, mooi.
Buur 1: Juist… Nou.
Buur 2: Zo… voor mekaar (elkaar).
Buur 1: Goed hoor.
Buur 2: Eh wacht effe (even)…
Buur 1: Nou…
Buur 2: Kijk nou… ben je niet goed bij je hoofd? Die tegels!
Buur 1: Wat is der (er)?
Buur 2: Zie je dit niet?
Buur 1: Wat is der (er) mee?
Buur 2: Hier. Is toch heel anders. Zie je dit nou?
Buur 1: Nee.
Buur 2: Oef…
Buur 2: Kijk. Jij hebt ze zo maar ik heb ze zo…
Buur 1: Hè… oef… Nou zie ik!
Buur 2: Nou… beginnen we weer overnieuw Buur.
Buur 1: De volgende doos.
Buur 2: Zo…. zo, zo, zo.
Buur 1: Ja nou doen we ze zo.
Buur 2: Zo, zo, zo, zo
Buur 1: Oef wacht effe (even) ja dat.. dat kom niet uit…hm… hup… Juist. En door.
Buur 2: Zo en de laatste. Zo…
Buur 1: Juist.
Buur 2: Buurman wat doe je nou? Oh…
Buur 1: Wat?
Buur 2: Kijk nou, je wat je doet?
Buur 1: Hé?
Buur 2: Je moet ze niet zo op elkaar doen maar recht boven mekaar (elkaar).
Snap je het?
Buur 2: Overnieuw. Hupsakee.
Buur 1: Eh
Buur 2: Gooi ze maar buur. Gooie (gooien).
Buur 1: Vangen… hup.. juist.
Buur 2: Zo… deze hier…
Buur 1: Ja…. komt ie (komt hij)…
Buur 2: Deze hier.
Buur 1: Komt ie (komt hij)…
Buur 2: Deze hier.
Buur 1: Hup, hup, hup.
Buur 2: Ja stop maar.
Buur 2: Kijk eens effetjes (eventjes)
Buur 1: Ah…
Buur 2: Allemaal gelijk.
Buur 1: Netjes hoor.
Buur 2&1: Voor mekaar (elkaar)
Buur 2: Nou deze effe (even). Pak effe (even) dat, ja.
Buur 1: Ja, waterpomp tangetje.
Buur 2: Ja… ja…
Buur 1: Ja hoor
Buur 2: Hangt.
Buur 1: Zo… hup…dat zit diep… Buurman!
Buur 2: Ja dat dacht ik al. Kijk. Ik heb verleng stukkies (stukjes).
Buur 2: Even (effe) kijke (kijken) is die lang genoeg… ja… effe (even) aandraaien …. dat zou precies moeten passen.
Buur 1: Ja hoor! Die d’r (er) op.
Buur 2: Even (effe) kijken…. zo…
Buur 1: Mooi.
Buur 2: Nou, alleen het bad er nog effe (even) tussen.
Buur 1: Ja daar gaat ie (hij).
Buur 1: Ho hé
Buur 2: Hé hé
Buur 1: Nou moe?
Buur 2: Wat is dat nou?
Buur 1: Is te lang.
Buur 2: Wacht maar eens effe (even). Hier, haakse slijper.
Buur 1: Moet je geen streepje zetten?
Buur 2: Nee dat doe ik zo uit de hand. En hup hup.
Buur 1: Oh, ja ja.
Buur 2: Nou eens kijken. Kijk past precies.
Buur 1: Nou, effe (even) afkitten.
Buur 2: Beetje kit ertussen.
Buur 1: Ja hoor!
Buur 2: Oh… wacht effe (even)… eh… Nou hebben we geen stop Buur?
Buur 1: Nou.. kijk eens hier. Huppakee… Nou ben d’r (er) door.
Buur 2: Zo kijk en nou houdt ie (hij) het water tegen. Zie je wel. Nou.
Buur 1: Voor mekaar (elkaar).
Buur 2: Goed werk hoor!
EINDE