LEZEN – czytać: odmiana w czasie teraźniejszym i przeszłym czasownika niderlandzkiego

LEZEN – czytać: odmiana w czasie teraźniejszym i przeszłym czasownika niderlandzkiego

leren uczyć się język niderlandzki holenderskilezen – czytać

Hoe meer je leest, hoe meer je kunt groeien! Mariola probeert elke dag in het Nederlands te lezen. Lezen is haar hobby. Zij leest niet alleen de boeken die in de cursus worden gebruikt, maar ook boeken uit de bibliotheek.

Toen ze op de middelbare school zat, las ze veel over de Tweede Wereldoorlog. Zij heeft gisteren een interessant boek gelezen. Dit boek heeft Mariola als cadeau gekregen van haar beste vriendin. De Kraai vertelt het verhaal van een Iraanse jongeman, die schrijver wil worden.

Czas teraźniejszy Czas przeszły niedokonany Czas przeszły dokonany
ik lees ik las ik heb gelezen
jij/u leest jij/u las jij/u hebt gelezen
hij/zij/het leest hij/zij/het las hij/zij/het heeft gelezen
wij lezen wij lazen wij hebben gelezen
jullie lezen jullie lazen jullie hebben gelezen
zij lezen zij lazen zij hebben gelezen

Darek Tymecki

Odmiana innych czasowników w czasie teraźniejszym i przeszłym wraz z przykładami:

bakken – piec, smażyć

lachen – śmiać się

eten – jeść

drinken – pić

strijken – prasować

boodschappen doen – robić zakupy

bang zijn – bać się

luisteren – słuchać

 

Reactie plaatsen